Nokia N91 - Verbinding

background image

Verbinding

Gegevensverbindingen en toegangspunten

Het apparaat ondersteunt packet-gegevensverbindingen
(

), zoals GPRS in het GSM-netwerk.

Uitleg: bij GPRS (General Packet Radio Service)
worden packet-gegevens in korte pulsen verzonden
via het mobiele netwerk.

Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt
nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten
definiëren, zoals:

• MMS-toegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden

en ontvangen van multimediaberichten;

• Toegangspunt voor de webtoepassing voor het bekijken

van WML- of XHTML-pagina's;

• Internettoegangspunt (IAP), bijvoorbeeld voor het

verzenden en ontvangen van e-mail.

Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig
hebt voor de dienst waarvan u gebruik wilt maken.
Raadpleeg uw netwerkoperator of aanbieder voor
informatie over de beschikbaarheid van diensten voor
packet-gegevensverbindingen.

Packet-gegevensverbindingen in GSM- en
UMTS-netwerken

Wanneer u het apparaat gebruikt in GSM- en
UMTS-netwerken, kunnen meer gegevensverbindingen

tegelijk actief zijn en kunnen toegangspunten een
gegevensverbinding delen. In het UMTS-netwerk blijven
gegevensverbindingen actief gedurende spraakoproepen.
Zie ‘Verbindingsbeheer’ op pag. 98 als u de actieve
gegevensverbindingen wilt controleren.

De volgende symbolen worden weergegeven onder het
symbool voor de signaalsterkte, afhankelijk van het
netwerk dat u gebruikt:

GSM-netwerk, packet-gegevens zijn beschikbaar in het

netwerk.

GSM-netwerk, de packet-gegevensverbinding is actief

en gegevens worden overgedragen.

GSM-netwerk, er zijn meerdere

packet-gegevensverbindingen actief.

GSM-netwerk, de packet-gegevensverbinding staat in

de wachtstand. (Dit is bijvoorbeeld mogelijk tijdens een
spraakoproep.)

UMTS-netwerk, packet-gegevens zijn beschikbaar in

het netwerk.

UMTS-netwerk, de packet-gegevensverbinding is actief

en gegevens worden overgedragen.

UMTS-netwerk, er zijn meerdere

packet-gegevensverbindingen actief.

UMTS-netwerk, de packet-gegevensverbinding staat in

de wachtstand.

background image

Instrumenten

108

Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.

Toegangspunten

Sommige of alle toegangspunten zijn wellicht vooraf
ingesteld door de serviceprovider of netwerkoperator,
waardoor u geen toegangspunten kunt maken, bewerken
of verwijderen.

geeft aan welke toegangspunten zijn

beveiligd. U kunt de instellingen voor toegangspunten ook
ontvangen in een SMS-bericht van een serviceprovider.
Zie ‘Gegevens en instellingen’ op pagina 61.

Tip! Zie ook ‘MMS- en e-mailinstellingen
ontvangen’, p. 60, ‘E-mail’ op pagina 68 en
‘Toegangspunt voor Diensten’ op pagina 87.

geeft een toegangspunt voor packet-gegevens aan en
een wireless LAN-toegangspunt.

Als u een nieuw toegangspunt wilt maken, drukt u op

en selecteert u

Instrum.

>

Instellingen

>

Verbinding

>

Toegangspunten

>

Opties

>

Nieuw

toegangspunt

.

Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam verbinding

- Voer een beschrijvende naam in voor

de verbinding.

Drager gegevens

- Afhankelijk van de geselecteerde

gegevensverbinding zijn alleen bepaalde velden
beschikbaar. Vul alle velden in die zijn voorzien van een
rood sterretje of de aanduiding

Te definiëren

. De overige

velden hoeft u alleen in te vullen als uw serviceprovider
dat aangeeft.

Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de
aanbieder van de netwerkdienst deze functie ondersteunen
en zo nodig activeren op de SIM-kaart.

Packet-gegevens

Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam toegangspunt

(alleen voor packet-gegevens)-Deze

naam is nodig om verbinding te kunnen maken met de
packet-gegevens- en UMTS-netwerken. De naam van het
toegangspunt wordt verstrekt door de netwerkoperator of
serviceprovider.

Gebruikersnaam

- De gebruikersnaam kan nodig zijn bij

het maken van een gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de serviceprovider. De
gebruikersnaam is vaak hoofdlettergevoelig.

Vraag om wachtw.

- Als u bij aanmelding op de server

telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het
wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan,
selecteert u

Ja

.

Wachtwoord

- Een wachtwoord kan nodig zijn bij het

maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider. Wachtwoorden zijn vaak
hoofdlettergevoelig.

Verificatie

- Selecteer

Normaal

of

Beveiligd

.

Homepage

- Voer het webadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, al naar gelang de
gegevens die u instelt. Vul de

Geavanc. instell.

in om uw

toegangsgegevens verder te definiëren:

background image

Instrumenten

109

Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.

Netwerktype

- Selecteer het gewenste

internetprotocoltype:

IPv4

of

IPv6

. De andere instellingen

zijn afhankelijk van het geselecteerde netwerktype.

IP-adres telefoon

(voor IPv4) - Voer het IP-adres van uw

apparaat in.

DNS-adres

-

Primair DNS-adres

,

Secund. naamserver:

Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.

Uitleg: DNS (Domain Name Service) is een
internetdienst die een domeinnaam, zoals
www.nokia.com, omzet in een IP-adres, zoals
192.100.124.195.

Proxy-serveradres

- Definieer het adres van de

proxyserver.

Proxy-poortnummer

- Voer het poortnummer van de

proxyserver in.

SIP-instellingen

SIP-instellingen (Session Initiation Protocol) zijn nodig
voor bepaalde netwerkdiensten die gebruikmaken van SIP,
zoals het delen van video. U kunt de instellingen
ontvangen in een speciaal SMS-bericht van uw
netwerkoperator of serviceprovider. U kunt deze
instellingsprofielen weergeven, verwijderen of maken in

SIP-instellingen

.

Gegevensoproep

De instellingen voor gegevensoproepen hebben invloed op
alle toegangspunten die een GSM-gegevensoproep
gebruiken.

Tijd online

- Hiermee stelt u in dat de verbinding voor

gegevensoproepen automatisch wordt verbroken na een
bepaalde time-out wanneer geen activiteit plaatsvindt.
Selecteer

Door gebr. gedef.

en voer de tijd voor de

time-out in minuten in. Als u

Onbeperkt

selecteert, wordt

de verbinding voor gegevensoproepen niet automatisch
verbroken.

Wireless LAN

Volg de instructies van de serviceprovider.

WLAN-netwerknaam

- Selecteer

Handmatig opgeven

of

Netw.namen zken

. Als u een bestaand netwerk selecteert,

worden

WLAN-netwerkmodus

en

WLAN-beveil.modus

bepaald door de instellingen van het toegangspunt.

WLAN-netwerkmodus

- Selecteer

Ad-hoc

om een ad

hoc-netwerk te maken en om toe te staan dat apparaten
gegevens rechtstreeks verzenden en ontvangen. Hiervoor
hebt u geen wireless LAN-toegangspunt nodig.

WLAN-beveil.modus

- Selecteer de gebruikte codering:

WEP

,

802.1x

(niet voor ad hoc-netwerken), of

WPA/WPA2

. Als u

Open netwerk

selecteert, wordt geen

codering gebruikt. De functies WEP, 802.1x en WPA
kunnen alleen worden gebruikt als het netwerk deze
functies ondersteunt.

background image

Instrumenten

110

Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.

WLAN-beveil.instell.

- Voer de instellingen voor de

geselecteerde beveiligingsmodus in:

Beveiligingsinstellingen voor

WEP

:

WEP-sleutel in gebr.

- Selecteer het nummer van de

WEB-sleutel. U kunt maximaal vier WEP-sleutels maken.
Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd voor het
wireless LAN-toegangspunt.

Verificatietype

- Selecteer

Open

of

Gedeeld

als wijze van

verificatie tussen het draadloze apparaat en het wireless
LAN-toegangspunt.

Instell. WEP-sleutel

- Voer de volgende gegevens in:

WEP-codering

(lengte van de sleutel),

Indeling

WEP-sleutel

(

ASCII

of

Hexadecimaal

) en

WEP-sleutel

(de WEP-sleutel in de geselecteerde indeling).

Beveiligingsinstellingen voor

802.1x

en

WPA/WPA2

:

WPA-modus

- Selecteer de verificatiemethode:

EAP

als u

een EAP-plug-in (Extensible Authentication Protocol) wilt
gebruiken, of

Vooraf ged. sleutel

als u een wachtwoord

wilt gebruiken. Voer de betreffende gegevens in:

Instell. EAP-plug-in

(alleen voor

EAP

) - Voer de

instellingen in volgens de instructies van uw
serviceprovider.

Vooraf ged. sleutel

(alleen voor

Vooraf ged.

sleutel

)-Voer een wachtwoord in. Hetzelfde wachtwoord

moet worden ingevoerd voor het wireless
LAN-toegangspunt.

TKIP-codering

- Selecteer of TKIP-codering (Temporal Key

Integrity Protocol) wordt gebruikt.

Homepage

- Stel een homepage in.

Selecteer

Opties

>

Geavanc. instell.

en wijzig het

volgende:

IPv4-instellingen

:

IP-adres telefoon

(het IP-adres van uw

apparaat),

Subnetmasker

(het subnetmasker),

Standaardgateway

(de gateway) en

DNS-adres

- Voer de

adressen in van de primaire en secundaire DNS-server.
Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.

IPv6-instellingen

>

DNS-adres

- Selecteer

Automatisch

,

Standaard

of

Door gebr. gedef.

.

Ad-hoc kanaal

(alleen voor

Ad-hoc

) - Als u handmatig

een kanaalnummer (1 tot 11) wilt instellen, selecteert u

Dr

gebr. gedefinieerd

.

Proxy-serveradres

- Voer het adres van de proxyserver in.

Proxy-poortnummer

- Voer het poortnummer van de

proxyserver in.

Packet-gegevens

De packet-gegevensinstellingen gelden voor
alle toegangspunten waarvoor een
packet-gegevensverbinding wordt gebruikt.

Packet-ggvnsverb.

- Als u

Autom. bij signaal

selecteert

en zich bevindt in een netwerk dat packet-gegevens
ondersteunt, wordt het apparaat automatisch aangemeld

background image

Instrumenten

111

Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.

bij het packet-gegevensnetwerk. Ook het starten van een
actieve packet-gegevensverbinding verloopt sneller,
bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van e-mail.
Als u

Wanneer nodig

selecteert, wordt GPRS alleen

gebruikt als u een toepassing of bewerking start waarvoor
een packet-gegevensverbinding nodig is. Als er geen
GPRS-dekking is en u

Autom. bij signaal

hebt

geselecteerd, wordt regelmatig geprobeerd een
packet-gegevensverbinding tot stand te brengen.

Toegangspunt

- U moet de naam van het toegangspunt

invullen als u het apparaat wilt gebruiken als
packet-gegevensmodem voor uw pc.

Configuraties

U ontvangt mogelijk instellingen voor vertrouwde servers
van uw netwerkoperator of serviceprovider in een
configuratiebericht. De instellingen kunnen ook zijn
opgeslagen op uw SIM- of USIM-kaart. U kunt deze
instellingen opslaan op uw apparaat of ze weergeven of
verwijderen in

Configuraties

.